Vaarregels

Gratis Vaarbewaarkaart ontvangen? Test je kennis en doe de kennistoets Klik hier >>


De 5 belangrijkste voorrangsregels op het water

  1. Stuurboordwal heeft voorrang
  2. Klein (schepen tot 20 mtr lengte en beroepsvaart < 20 mtr lengte) wijkt voor groot (schepen vanaf 20 mtr lengte)
  3. Motor wijkt voor spierkracht wijkt voor zeil: een roeisloep dient te wijken voor een zeilboot, een motorboot dient te wijken voor een roeisloep
  4. Schepen van gelijk type
    1. Motorboten onderling en roeisloepen onderling
      • Op tegengestelde koersen wijken beide uit naar stuurboord
      • Op kruisende koersen met gevaar voor aanvaring dient het schip wat van bakboord komt (bijtijds en duidelijk) te wijken voor het schip wat van stuurboord komt
    2. Zeilschepen onderling
      • Schip met zeil(en) over stuurboord wijkt voor schip met zeil(en) over bakboord
      • Bij zeil(en) over hetzelfde boord wijkt loef voor lij

Voor roeisloepen en roeiboten zal op enkele uitzonderingen na altijd het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) gelden. Een sloep is niet verplicht een exemplaar van het BPR aan boord te hebben. Tegenwoordig zijn er gratis Apps voor Apple en Android met de volledige tekst van het BPR, echter de leesbaarheid hiervan is beperkt. 

Een roeisloep is volgens BPR artikel 1.01 A4 een klein schip, er is volgens BPR artikel 1.09 geen minimale leeftijdseis voor het besturen van een roeisloep. De stuurman moet echter wel bekwaam zijn!

 

Het volledige BPR is in te zien op wetten.overheid.nl, of te downloaden op onze pagina downloads

Ook op de site Varen doe je samen zijn ook de vaarregels terug te vinden, klik hier >>

 

LET OP: tijdens (roei)wedstrijden blijven de voorrangsregels van kracht! Als bijvoorbeeld een zeilschip een roeiwedstrijd op ruim water doorkruist dan dienen de roeisloepen te wijken!

Goed zeemanschap

BPR Artikel 1.05. Afwijking van het reglement; de stuur is volgens 'goed zeemanschap' verplicht af te wijken van de bepalingen van het BPR, als door bijzondere omstandigheden deze bepalingen niet meer voldoen om de veiligheid of goede orde van de scheepvaart te dienen. Voorbeeld: je hebt voorrang op een ander schip echter dit schip wijkt niet uit. Volgens goed zeemanschap ben je dan verplicht alsnog zelf uit te wijken.


VAARREGELS

Algemene beginselen

  • Schepen mogen elkaar alleen voorbijvaren (tegengestelde op oplopende koers) als hiervoor voldoende ruimte is
  • Bij het naderen van een ander schip (tegengestelde-, oplopende- of kruisende koers) waarbij er geen gevaar voor aanvaring is, mag je niet je koers of snelheid wijzigen waardoor er wel gevaar voor aanvaring zou ontstaan
  • Wanneer je moet wijken, moet je dit tijdig en duidelijk doen door hetzij je koers te veranderen (uitwijken) hetzij je snelheid te wijzigen zodat het andere schip zijn weg ongehinderd kan vervolgen
  • Wanneer een ander schip moet wijken voor jou, moet jij je koers en snelheid behouden tenzij dit lijdt tot een direct gevaar voor aanvaring. In dat geval dien je er alles aan te doen om een aanvaring te voorkomen (zie BPR artikel 1.05; Afwijking van het reglement

Soorten koersen

  • Er wordt bij de vaarregels onderscheid gemaakt op welke koers je vaart ten opzichte van een ander schip. We kennen de volgende koersen;
    • Tegengestelde koers: hierbij naderen 2 schepen elkaar recht of bijna recht van voren. Ze varen dus (bijna) recht op elkaar af. 
    • Oplopende koers: hierbij nader je een schip van achteren tot 22,5 graden achterlijker dan dwars van het opgelopen schip. Oplopen van een schip doe je dus schuin tot recht vanachter.
    • Kruisende koers: bij een kruisende koers is er geen sprake van tegengestelde- of oplopende koers, dus alles wat hiertussen in zit. Bij twijfel dien je uit te gaan van tegengestelde- of oplopende koers. 

De voorrangsregels

  • Roeisloepen en -boten (vallen onder categorie kleine schepen tot 20 meter lengte) wijken altijd voor grote schepen (langer dan 20 meter)
  • Roeisloepen en -boten wijken voor zeilschepen (een zeilschip met ondersteuning van de motor is een motorschip). Let op, er zijn uitzonderingen, lees daarom BPR artikel 6 goed door!
  • Veerponten, passagiersschepen, sleep- en duwboten en vissersschepen die in bedrijf zijn, hebben altijd de rechten van ‘groot’. Ook als ze korter zijn dan 20 meter. 

Oplopende koersen

  • Bij oplopende koersen is de hoofdregel: de oploper (degene die de ander inhaalt) loopt op aan bakboord van de opgelopen boot, en de opgelopen boot (degene die wordt ingehaald) geeft daarbij zoveel mogelijk ruimte (wijkt zoveel als mogelijk naar stuurboord)
  • Als er voldoende ruimte is aan stuurboord mag ook aan stuurboord worden opgelopen. 
  • Een klein schip / roeisloep dat wordt opgelopen door een zeilschip moet ruimte geven aan loef zodat het zeilschip aan loef voorbij kan lopen. 
  • Een oplopende roeisloep of -boot moet dus altijd wijken en ruimte geven aan de opgelopen boot.
  • Een opgelopen roeisloep of -boot heeft dus altijd voorrang ten opzichte van het oplopende schip, maar geeft wel zoveel mogelijk ruimte. 

Kruisende en tegengestelde koersen

Bij kruisende en tegengestelde koersen is de volgorde van belang. Kijk eerst of regel 1 toegepast kan worden, indien dit niet mogelijk is pas je regel 2 toe. Kun je regel 2 niet toepassen dan pas je regel 3 toe etc. 

 

  • REGEL 1: Stuurboordwal; degene die niet aan stuurboordwal vaart wijkt voor degene die wel aan stuurboordwal vaart. Een uitzondering hierop zijn schepen die uit een betond nevenvaarwater komen varen. In deze situatie moeten kleine schepen op het hoofdvaarwater wijken voor grotere schepen die van het betond nevenvaarwater komen.
  • REGEL 2: Klein wijkt voor groot
  • REGEL 3: Verschillende kleine schepen onderling: motor wijkt voor spier, spier wijkt voor zeil
  • REGEL 4: zeilschepen onderling
    • Bakboord gaat voor; degene met het zeil over stuurboord wijkt voor degene met het zeil over bakboord
    • Loef wijkt voor lij; bij 2 zeilschepen met het zeil over hetzelfde boord wijkt degene die het minst scherp vaart voor degene die scherper vaart
  • REGEL 5: Roeischepen en motorschepen onderling
    • Bij kruisende koersen geeft wijkt het schip dat de ander aan stuurboord heeft 
    • Bij tegenstelde koersen passeren schepen elkaar bakboord op bakboord (beiden wijken uit naar stuurboord)

 

REGEL 1

B wijkt voor A omdat A aan stuurboordwal vaart

REGEL 2

B (klein) wijkt voor A (groot)

REGEL 3

A wijkt voor B (spier wijkt voor zeil)

REGEL 3

B wijkt voor A (motor wijkt voor spier)

REGEL 5

A wijkt voor B omdat B van stuurboord komt

REGEL 5

A en B wijken beiden naar stuurboord uit


Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) bevat de verkeersregels voor de Nederlandse binnenwateren. Zo staan hierin de borden en overige verkeerstekens vermeld, de te voeren verlichting, tekens en geluidsseinen voor vaartuigen, en de voorrangs- en uitwijkregels op het water. Het BPR werd als wet vastgesteld op 26 oktober 1983 en vormt de opvolger van het vaarreglement (1965-1984). Het is laatstelijk op 1 juli 2010 grondig gewijzigd.

Het BPR geldt voor iedereen en voor elk vaartuig, zowel voor de beroepsvaart als voor de recreatievaart (inclusief roeisloepen, surfplanken, SUP boards, waterfietsen etc etc). Op grond van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement is het BPR geldig op de openbare wateren van het Rijk die voor scheepvaart openstaan, met uitzondering van:

  • Boven-Rijn, de Waal, het Panneerdensch Kanaal, de Neder-Rijn en de Lek. Hier geldt het Rijnvaartpolitiereglement.
  • De Westerschelde en haar mondingen. Hier geldt het Scheepvaart Reglement Westerschelde.
  • Het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Hier geldt het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen.
  • De Eemsmonding zoals vermeld in het Eems-Dollardverdrag en;
  • De wateren, die zeewaarts van de lijn vermeld in het tweede lid van artikel 2 van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement liggen. Deze lijn loopt min of meer langs de Nederlandse Noordzeekust en de Waddeneilanden. Hier gelden de Internationale Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op Zee, 1972, ook wel Zee Aanvarings Reglement genaamd. De Waddenzee valt voor de wet onder het binnenwater, dus ook hier is het BPR van kracht.

Hierna volgen enkele voor roeisloepen en -boten relevante artikelen uit het BPR;

  • Een roeisloep is conform BPR artikel 1.01 een 'klein schip'
  • Conform BPR artikel 1.02 is de stuurman (hierna: schipper) verantwoordelijk voor de naleving van het BPR
  • Volgens BPR artikel 1.04 moet de schipper, ook bij ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften in het BPR, alle voorzorgsmaatregelen nemen die volgens goede zeemanschap of door de omstandigheden waarin het schip zich bevindt zijn geboden, teneinde met name te voorkomen dat:
    • a. het leven van personen in gevaar wordt gebracht;
    • b. schade wordt veroorzaakt aan andere schepen of aan drijvende voorwerpen, dan wel aan oevers of aan werken en inrichtingen van welke aard ook die zich in de vaarweg of op de oevers daarvan bevinden;
    • c. de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht.
  • Een varende roeisloep dient 's nachts (van zonsondergang tot zonsopkomst) volgens BPR artikel 3.13-6 een wit rondom schijnend licht te voeren.
  • Algemene beginselen (BPR artikel 6.03)
    • 6.03.1: Sloepen mogen slechts elkaar voorbijvaren op tegengestelde koersen dan wel elkaar voorbijlopen, indien het vaarwater voldoende ruimte biedt voor gelijktijdige doorvaart, de plaatselijke omstandigheden en de bewegingen van andere schepen daarbij in aanmerking genomen.
    • 6.04.4: Wanneer een sloep voorrang moet verlenen aan een ander schip, moet het door tijdige koerswijziging of door snelheidsverandering aan dat andere schip de ruimte laten die dit nodig heeft om zijn koers te volgen en te manoeuvreren.
  • Naderen op tegengestelde koersen op alle vaarwegen; hoofdregel (BPR artikel 6.04)
    • Indien twee schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordzijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordzijde van het vaarwater volgt.
    • Indien een groot schip en een klein schip elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, het kleine schip voorrang verlenen aan het grote schip.
    • Indien twee door spierkracht voortbewogen schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, elk van beide naar stuurboord uitwijken, zodat zij elkaar bakboord op bakboord voorbijvaren.
  • Voorbijvaren op tegengestelde koersen in een engte (versmalling in het vaarwater) (artikel 6.07)
    • Indien het uitzicht niet vrij is, moet een schip, alvorens een engte binnen te varen, één lange stoot geven. Zo nodig, in het bijzonder wanneer de engte lang is, moet het dit sein tijdens het doorvaren herhalen.
    • Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar stroom loopt een tegen stroom varend schip voorrang verlenen aan een voor stroom varend schip.
    • Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt een klein schip voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend groot schip.
    • Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt;
      • Een klein door spierkracht voortbewogen schip (roeisloep) dat aan stuurboord een hindernis tegenkomt of dat bij een bocht de binnenbocht aan stuurboord heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend ander klein door spierkracht voortbewogen schip (roeisloep).
      • Een klein motorschip of een klein door spierkracht voortbewogen schip (roeisloep) voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein zeilschip dat de engte heeft bezeild
      • Een klein motorschip voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein door spierkracht voortbewogen schip (roeisloep)
      • Een klein zeilschip dat de engte niet bezeild heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein schip;
  • Voorbijlopen; algemene bepalingen (BPR artikel 6.09)
    • Een schip mag een ander schip slechts voorbijlopen, nadat het zich ervan heeft vergewist, dat dit zonder gevaar kan geschieden.
  • Voorbijlopen; gedrag der schepen (BPR artikel 6.10)
    • In beginsel moet de oploper aan bakboord van de opgelopene voorbijlopen. Indien daartoe ruimte is, mag echter de oploper aan stuurboord van de opgelopene voorbijlopen.
  • Koers kruisen (BPR artikel 6.17)
    • Indien de koersen van twee schepen elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordzijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordzijde van het vaarwater volgt.
    • Indien de koersen van een groot schip en een klein schip elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, het kleine schip voorrang verlenen aan het grote schip.
    • Indien de koersen van twee door spierkracht voortbewogen schepen elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, het schip dat van bakboord nadert voorrang verlenen aan het schip dat van stuurboord nadert.
    • Indien de koersen van een klein motorschip, een klein zeilschip of een klein door spierkracht voortbewogen schip elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, het motorschip voorrang verlenen aan het andere schip en moet het door spierkracht voortbewogen schip voorrang verlenen aan het zeilschip.